Hoofdstuk 8 - Hij is te goed om niet waar te zijn?
Een student aan de universiteit van Uruguay zei tegen me: “waarom kunt u het Christendom niet weerleggen?” Ik antwoordde: Om een heel eenvoudige reden: er is één voorval in de geschiedenis dat ik niet kan wegredeneren; de opstanding van Jezus Christus”. Nadat ik meer dan 700 uur had besteed aan de bestudering van dit onderwerp en grondig onderzocht heb waarop het gebaseerd is, kwam ik tot de conclusie dat de opstanding van Jezus Christus òf de gemeenste, boosaardigste, meest harteloze misleiding is die de mensheid ooit is geleverd, òf het belangrijkste feit van de geschiedenis is. De zaak van de opstanding haalt de vraag “Zijn er voor het Christendom aannemelijke argumenten?” uit het gebied der wijsbegeerte en maakt er een geschiedkundige kwestie van.
Heeft het Christendom, geschiedkundig gezien een aannemelijke grondslag? Is er voldoende bewijsmateriaal voorhanden om het geloof in de opstanding te rechtvaardigen?
Hier volgen een paar feiten die van belang zijn voor de opstanding: Jezus van Nazareth, een Joods profeet, die pretendeerde dat Hij de Christus was die in de Joodse Schriften werd voorspeld, werd gearresteerd, een politiek misdadiger bevonden en gekruisigd. Drie dagen na Zijn dood en begrafenis, zagen een paar vrouwen, die naar Zijn graf gingen, dat Zijn lichaam er niet meer was. Zijn discipelen beweerden dat God Hem had doen opstaan uit de dood en dat Hij meermalen aan hun verschenen was voordat Hij ten hemel voer.
Dit was de grondslag van het Christendom en van hieruit verbreidde het zich over het Romeinse Rijk en heeft de eeuwen door steeds grote invloed uitgeoefend.
Is de opstanding echt gebeurd?
Jezus’ begrafenis
Overeenkomstig de Joodse gebruiken bij een begrafenis werd het lichaam van Jezus in linnen windsels gewikkeld. Een kleverige massa, een mengsel van ongeveer honderd pond welriekende specerijen werd over de windsels om het lichaam gesmeerd.1
Nadat het lichaam in een massief rotsgraf was bijgezet,2 werd een loodzware steen van ongeveer twee ton met behulp van hefbomen tegen de ingang van het graf gerold.3
Een Romeinse wacht van streng gedisciplineerde mannen werd ter bewaking bij het graf ingezet. Angst voor straf “leidde tot onberispelijke plichtsbetrachting, vooral gedurende de nachtwacht”.4 Deze wacht hechtte het Romeinse zegel aan het graf, een merkteken van Romeinse macht en gezag.5 De bedoeling van het zegel was het voorkomen van grafschennis. Ieder die zou proberen de steen van de grafingang te verwijderen, zou het zegel hebben verbroken en zich zodoende de toorn van de Romeinse wet op de hals hebben gehaald.
Maar het graf was leeg.
Het lege graf
De volgelingen van Jezus zeiden dat Hij uit de dood was opgestaan. Zij vertelden dat Hij hun gedurende een periode van veertig dagen was verschenen en Zich aan hun had vertoond met vele “overtuigende bewijzen” (sommige lezingen zeggen “onfeilbare bewijzen”).6 De apostel Paulus zei dat Jezus in één keer aan meer dan vijfhonderd van Zijn volgelingen was verschenen; waarvan de meesten nog in leven waren; en die konden dus bevestigen wat Paulus schreef”.7 A.M. Ramsey schrijft: “Ik geloof in de opstanding voor een deel omdat een hele reeks feiten zonder de opstanding niet te verklaren is”.8 Het lege graf was “zo algemeen bekend dat niemand het kon loochenen”. Paul Althaus merkt op: “dat men de opstanding geen dag, geen uur staande had kunnen houden in Jeruzalem, als het niet voor alle betrokkenen een vaststaand feit was dat het graf inderdaad leeg was”.9
Paul L. Maier komt tot de conclusie: “Als al het bewijsmateriaal zorgvuldig en eerlijk wordt gewogen kan men, volgens de regels van het geschiedkundig onderzoek, met recht zeggen dat het graf waarin Jezus werd begraven, werkelijk leeg was op de morgen van de eerste Paasdag. Tot nog toe is er in schriftelijke bronnen, in de wetenschap van oude opschriften of de archeologie niet het geringste bewijs gevonden dat deze verklaring ontzenuwt”.10
Hoe kunnen we het lege graf verklaren? Kan men hiervoor een natuurlijke oorzaak aanvoeren? De Christenen geloven dat Jezus lichamelijk is opgewekt, in tijd en ruimte door de bovennatuurlijke macht van God en hun geloof is gebaseerd op overstelpend veel historisch bewijsmateriaal. Geloof mag dan vele moeilijkheden geven, maar de problemen die eraan vastzitten als men de opstanding niet gelooft leveren nog grotere moeilijkheden op. De situatie bij het graf, na de opstanding, is veelbetekenend. Het Romeinse zegel was verbroken, en dit leidde zonder pardon tot kruisiging van de daders met het hoofd naar beneden. De grote steen was omhoog gebracht en weggerold, niet alleen van de ingang vandaan maar helemaal van het in de rotsen uitgehouwen graf vandaan, en het leek alsof hij was opgepakt en weggezet.11 De wachters waren gevlucht. In zijn uittreksel Epitoae 49.16 geeft Justinus achttien overtredingen op waarvoor een afdeling van de wacht ter dood kon worden gebracht. Hieronder vielen ook in slaap vallen en je post onbewaakt achterlaten.
De vrouwen kwamen en merkten dat het graf leeg was; ze raakten in paniek en gingen het de mannen vertellen. Petrus en Johannes holden naar het graf. Johannes was er het eerst maar hij ging er niet in. Hij keek naar binnen en zag de windsels liggen, een beetje ineengezakt, maar leeg. Het lichaam van Christus was, dwars door de windsels heen, overgegaan in een nieuw bestaan. Laten we eerlijk zijn, dat brengt je toch tot geloof, zeker voor dat ogenblik. Het zijn zwakke theorieën die de opstanding willen verklaren uit natuurlijke oorzaken; wat ze in feite doen is het vertrouwen versterken in de waarheid van de opstanding.
Het verkeerde graf?
Kirsopp Lake verdedigt de stelling dat de vrouwen die kwamen zeggen dat het lichaam weg was, per ongeluk naar het verkeerde graf waren gegaan. In dat geval moeten de discipelen die gingen kijken of het waar was wat de vrouwen gezegd hadden, ook naar het verkeerde graf zijn gegaan. We kunnen er echter zeker van zijn dat de Joodse autoriteiten, op wier verzoek die Romeinse wacht bij het graf was geplaatst om te voorkomen dat het lichaam gestolen zou worden, zich niet in de plaats vergist zouden hebben. En de Romeinse wachters evenmin, want ze waren ter plaatse.
Als er sprake was geweest van het verkeerde graf, zouden de Joodse autoriteiten binnen de kortste keren het lichaam uit het goede graf tevoorschijn hebben gehaald en zodoende alle geruchten over een opstanding in de kiem hebben gesmoord.
Ook wordt beweerd, in een poging om de verschijningen van Jezus na de opstanding te verklaren, dat ze berustten op zinsbegoocheling of hallucinaties. Omdat deze theorie niet gestaafd wordt door de psychologische principes omtrent de verschijningsvorm van hallucinaties, komt het ook niet overeen met wat er werkelijk gebeurd is noch met de toestand waarin de geestvermogens van de apostelen zich bevonden.
Waar was het lichaam dan, en waarom werd het niet voor de dag gehaald?
Schijndood?
De schijndoodtheorie, die enkele eeuwen geleden door Venturini in zwang gebracht en ook vandaag nog vaak aangehaald, zegt dat Jezus niet echt door was; Hij was alleen in zwijm gevallen van uitputting en bloedverlies. Iedereen dacht dat Hij dood was, maar later kwam Hij weer bij en de discipelen dachten dat het een opstanding was.
David Friedrich Strauss, die overigens zelf wantrouwig stond tegenover het geloof in de opstanding, sloeg alle gedachten dat Jezus bijkwam uit een flauwte de bodem in: “Iemand die halfdood het graf was uitgekropen, die zwak en ziek rondsloop, die medische behandeling nodig had, verster- kende middelen, verband en verzorging, zo iemand moet toch te langen leste bezwijken aan zijn lijden en kan toch onmogelijk op de discipelen de indruk hebben gemaakt dat Hij Overwinnaar was over dood en leven, de Levensvorst; een indruk die ten grondslag lag aan hun latere evangeliebediening. Als dat het geval geweest was, als Jezus weer bijgekomen was uit een bezwijming, zou dat de diepe indruk die Hij in leven en sterven op hen had gemaakt, alleen maar kunnen afzwakken; dat kon er hoogstens een droefgeestig accent aan geven maar met geen mogelijkheid kon het hun verdriet veranderen in enthousiasme, hun eerbied doen overgaan in aanbidding”.12
Werd het lichaam gestolen?
Een andere theorie beweert dat het lichaam gestolen werd door de discipelen terwijl de wacht sliep.13 De discipelen waren terneergeslagen geweest en lafhartig gevlucht en dat vormt toch wel een steekhoudend argument tegen de theorie dat ze plotseling zo dapper en vermetel zouden zijn dat ze het durfden opnemen tegen een detachement soldaten bij het graf en het lichaam stelen. Ze waren niet in de stemming om iets dergelijks te ondernemen.
J.N.D. Anderson is hoofd geweest van de juridische faculteit van de universiteit van London, voorzitter van de sectie Oosters recht aan de school voor Oosterse en Afrikaanse wetenschap en directeur van het instituut voor voortgezette rechtenstudie aan de universiteit van London. Zijn commentaar op de stelling dat de discipelen Jezus’ lichaam gestolen zouden hebben, luidt: “Dit zou geheel en al ingaan tegen alles wat we van hen weten; hun zedenleer, de hoge standaard van hun eigen levenswandel, hun standvastigheid in lijden en vervolging. Evenmin zou het ook maar iets verklaren van de verbazingwekkende verandering van terneergeslagen en ontmoedigde weglopers in getuigen aan wie geen tegenstander het zwijgen kon opleggen”.14
De theorie dat de Joodse of Romeinse autoriteiten het lichaam van Jezus hebben weggenomen is evenmin als diefstal door de discipelen een logische verklaring voor het lege graf. Indien de autoriteiten het lichaam in hun bezit hadden, of wisten waar het was, waarom zeiden ze dan niet dat zij het meegenomen hadden, toen de discipelen in Jeruzalem de opstanding verkondigden? Als zij het in bezit hadden, waarom zeiden zij dan niet waar het lichaam precies lag? Wat was er tegen om het lichaam op te halen, het op een wagen te leggen en ermee rond te rijden in het centrum van Jeruzalem? Een dergelijke handelwijze zou het Christendom beslist hebben verdelgd.
Dr. John Warwick Montgomery zegt hiervan: “Het is uiterst onaannemelijk dat de eerste Christenen zo’n verhaal eerst in elkaar gezet hebben en het daarna verkondigen aan mensen die het makkelijk konden ontzenuwen, eenvoudigweg door het lichaam van Jezus tevoorschijn te brengen”.15
Bewijsgronden voor de opstanding
Professor Thomas Arnold, veertien jaar lang rector van Rugby, schrijver van het beroemde driedelige werk “Geschiedenis van Rome” en nu benoemd tot hoogleraar in de moderne geschiedenis te Oxford, is een groot kenner wat betreft de waarde van bewijsgronden voor het vaststellen van historische feiten. Hij heeft gezegd: “Ik ben al jaren gewend om de geschiedenis van andere tijden te bestuderen en om de argumenten van hen die daarover geschreven hebben te onderzoeken en op hun waarde te schatten, en ik ken geen enkel feit in de geschiedenis der mensheid dat voor de denkbeelden van een onbevooroordeeld onderzoeker door beter en vollediger argumenten wordt bewezen, dan het grote teken van God aan ons dat Christus is gestorven en weer uit de dood is opgestaan”.16
Brooke Foss Westcott, een Engelse geleerde, zei: “Met zo’n hoeveelheid bewijsmateriaal is het niet teveel gezegd dat geen voorval in de geschiedenis beter of veelzijdiger gestaafd wordt dan de op- standing van Christus.
Slechts wie van tevoren al aannam dat het onwaar moest zijn, zou op de gedachte hebben kunnen komen dat het bewijs onvoldoende was”.17
Dr. Simon Greenleaf was één van de grootste kenners van de wet die we ooit in dit land gehad hebben. H.W.H. Knotts zegt over hem in de Dictionary of American Biografy: “Het is te danken aan het werk van Story en Greenleaf dat de juridische faculteit van Harvard opgeklommen is tot zijn positie die uitblonk boven de juridische faculteiten van de Verenigde Staten”. Toe hij hoogleraar rechten te Harvard was, schreef Greenleaf een boek waarin hij de juridische waarde onderzocht van het getuigenis van de apostelen aangaande de opstanding van Christus. Hij merkte op dat het onmogelijk was dat de apostelen “hadden kunnen doorgaan met de verzekering dat hun verhaal waar was als Jezus niet werkelijk uit de dood was opgestaan en als ze van dit feit niet net zo zeker waren geweest als van welk ander feit dan ook”.18 Greenleaf kwam tot de conclusie dat de opstanding van Christus één van de best gestaafde gebeurtenissen in de geschiedenis is, gerekend naar de maatstaven van juridisch bewijs zoals die worden toegepast in gerechtshoven. Een andere jurist, Frank Morison, stelde zich ten doel het bewijsmateriaal van de opstanding te weerleggen. Hij vond dat het leven van Jezus één van de mooiste levens ter wereld was geweest, maar wat de opstanding betrof dacht hij dat iemand aan de geschiedenis van Jezus een sprookje had vastgeknoopt. Hij nam zich voor een verslag te schrijven over de allerlaatste dagen van het leven van Jezus. Natuurlijk zou hij de opstanding negeren. Hij was er zeker van dat een verstandelijk wetenschappelijke benadering van Jezus volledig met de opstanding zou afrekenen. Maar toen hij met zijn juridische achtergrond en ervaring zich over de feiten boog, moest hij zijn mening herzien. Uiteindelijk schreef hij een bestseller: “Het lege graf”. Het eerste hoofdstuk was getiteld: “Het boek dat niet geschreven wilde worden”, en de overige hoofdstukken behandelen afdoend de bewijzen van Christus’ opstanding.19
George Eldon Ladd geeft als zijn conclusie: “De enige zinnige verklaring voor deze historische feiten is dat God Jezus lichamelijk heeft opgewekt”.20 Wie vandaag de dag in Jezus Christus gelooft kan er, net als de eerste Christenen, het volste vertrouwen in hebben dat zijn geloof niet gebaseerd is op een sprookje of een legende, maar op dit vaststaande historische feit: Christus is opgestaan en het graf was leeg.
Het allerbelangrijkste is nog dat iedere gelovige persoonlijk de macht van de opgestane Christus in zijn leven van vandaag kan ervaren. Ten eerste mag hij weten dat zijn zonden vergeven zijn.21 Ten tweede mag hij verzekerd zijn van een eeuwig leven en van zijn eigen opstanding uit het graf.22 Ten derde kan hij bevrijd worden van een zinloos en leeg leven en herschapen worden in een nieuw mens in Jezus Christus.23
Welke waarde hecht u eraan en wat is uw oordeel? Hoe denkt u over het lege graf? Nadat hij het bewijsmateriaal uit juridisch oogpunt onderzocht had kwam Lord Darling, ex-president van het Hooggerechtshof in Engeland tot de conclusie: “Er bestaan zo overstelpend veel bewijzen, positief en negatief, zowel harde feiten als aanwijzingen, dat geen weldenkende jury ter wereld tot een andere uitspraak zou kunnen komen dan dat het verhaal van de opstanding waar is”.24
Voetnoten:1 Johannes 19:39, 40.
2 Mattheüs 27:60.
3 Markus 16:4
4 Georges Currie, The Military Discipline of the Romans from the Founding of the City to the Close of the Republic. An abstract of a thesis published under the auspices of the Graduate Council of Indiana University, 1928, pp. 41-43.
5 A.T. Robertson, Wirld Pictures in the New Testament (New York: R.R. Smith, Inc., 1931), p. 239 6 Handelingen 1:3.
7 1 Korinthiërs 15:3-8
8 Arthur Michael Ramsey, God, Christ and the World (London: SCM Press, 1969), pp. 78-80.
9 Paul Althaus, Die Wahrheit des kirchlichen Osterglaubens (Gütersloh: C. Bertelsmann, 1941), pp. 22, 25ff. 10 Independent, Press-Telegram, Long Beach, Calif., Saturday, April 21, 1973, p. A-10.
11 Josh McDowell, Evidence That Demands a Verdict (San Bernardino, Calif.; Campus Crusade for Christ International, 1973), p. 231. 29
12 David Frederick Strauss, The Life of Jezus for the People (London: Williams and Norgate, 1879, 2nd ed.), Vol. 1, p. 412. 13 Mattheüs 28:1-15.
14 J.N.D. Anderson, Christianity: The Witness of History, copyright Tyndale Press, 1970. Used by permission of Inter Varsity Press, Downers Grove, Ill., p. 92.
15 John Warwick Montgomery, History and Christianity (Downers Grove, Ill.: Inter Varsity Press, 1972), p. 78.
16 Thomas Arnold, Christian Life - Its Hopes, Its Fears, and Its Close (London: T: Fellowes, 1859, 6th ed.), p. 324.
17 Paul E. Little, Know Why You Believe (Wheaton: Scripture Press Publications, Inc., 1967), p. 70.
18 Simon Greenleaf, An Examination of the Testimony of the Four Evangelists by the Rules of Evidence Administered in the Courts of Justice (grand Rapids: Baker Book House, 1965. Reprint of 1874 edition. New York: J. Cockroft and Co., 1874), p. 29.
19 Frank Morison, Who Moved the Stone? (London: Faber and Faber, 1930).
20 George Eldon Ladd, I Believe in the Resurrection of Jezus (Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Co., 1975), p. 141.
21 1 Korinthiërs 15:3
22 1 Korinthiërs 15:19-26
23 Johannes 10:10; 2 Korinthiërs 5:17
24 Michael Green, Man Alive (Downers Grove, Ill.: Inter-Varsity Press, 1968), p. 54.
Heeft het Christendom, geschiedkundig gezien een aannemelijke grondslag? Is er voldoende bewijsmateriaal voorhanden om het geloof in de opstanding te rechtvaardigen?
Hier volgen een paar feiten die van belang zijn voor de opstanding: Jezus van Nazareth, een Joods profeet, die pretendeerde dat Hij de Christus was die in de Joodse Schriften werd voorspeld, werd gearresteerd, een politiek misdadiger bevonden en gekruisigd. Drie dagen na Zijn dood en begrafenis, zagen een paar vrouwen, die naar Zijn graf gingen, dat Zijn lichaam er niet meer was. Zijn discipelen beweerden dat God Hem had doen opstaan uit de dood en dat Hij meermalen aan hun verschenen was voordat Hij ten hemel voer.
Dit was de grondslag van het Christendom en van hieruit verbreidde het zich over het Romeinse Rijk en heeft de eeuwen door steeds grote invloed uitgeoefend.
Is de opstanding echt gebeurd?
Jezus’ begrafenis
Overeenkomstig de Joodse gebruiken bij een begrafenis werd het lichaam van Jezus in linnen windsels gewikkeld. Een kleverige massa, een mengsel van ongeveer honderd pond welriekende specerijen werd over de windsels om het lichaam gesmeerd.1
Nadat het lichaam in een massief rotsgraf was bijgezet,2 werd een loodzware steen van ongeveer twee ton met behulp van hefbomen tegen de ingang van het graf gerold.3
Een Romeinse wacht van streng gedisciplineerde mannen werd ter bewaking bij het graf ingezet. Angst voor straf “leidde tot onberispelijke plichtsbetrachting, vooral gedurende de nachtwacht”.4 Deze wacht hechtte het Romeinse zegel aan het graf, een merkteken van Romeinse macht en gezag.5 De bedoeling van het zegel was het voorkomen van grafschennis. Ieder die zou proberen de steen van de grafingang te verwijderen, zou het zegel hebben verbroken en zich zodoende de toorn van de Romeinse wet op de hals hebben gehaald.
Maar het graf was leeg.
Het lege graf
De volgelingen van Jezus zeiden dat Hij uit de dood was opgestaan. Zij vertelden dat Hij hun gedurende een periode van veertig dagen was verschenen en Zich aan hun had vertoond met vele “overtuigende bewijzen” (sommige lezingen zeggen “onfeilbare bewijzen”).6 De apostel Paulus zei dat Jezus in één keer aan meer dan vijfhonderd van Zijn volgelingen was verschenen; waarvan de meesten nog in leven waren; en die konden dus bevestigen wat Paulus schreef”.7 A.M. Ramsey schrijft: “Ik geloof in de opstanding voor een deel omdat een hele reeks feiten zonder de opstanding niet te verklaren is”.8 Het lege graf was “zo algemeen bekend dat niemand het kon loochenen”. Paul Althaus merkt op: “dat men de opstanding geen dag, geen uur staande had kunnen houden in Jeruzalem, als het niet voor alle betrokkenen een vaststaand feit was dat het graf inderdaad leeg was”.9
Paul L. Maier komt tot de conclusie: “Als al het bewijsmateriaal zorgvuldig en eerlijk wordt gewogen kan men, volgens de regels van het geschiedkundig onderzoek, met recht zeggen dat het graf waarin Jezus werd begraven, werkelijk leeg was op de morgen van de eerste Paasdag. Tot nog toe is er in schriftelijke bronnen, in de wetenschap van oude opschriften of de archeologie niet het geringste bewijs gevonden dat deze verklaring ontzenuwt”.10
Hoe kunnen we het lege graf verklaren? Kan men hiervoor een natuurlijke oorzaak aanvoeren? De Christenen geloven dat Jezus lichamelijk is opgewekt, in tijd en ruimte door de bovennatuurlijke macht van God en hun geloof is gebaseerd op overstelpend veel historisch bewijsmateriaal. Geloof mag dan vele moeilijkheden geven, maar de problemen die eraan vastzitten als men de opstanding niet gelooft leveren nog grotere moeilijkheden op. De situatie bij het graf, na de opstanding, is veelbetekenend. Het Romeinse zegel was verbroken, en dit leidde zonder pardon tot kruisiging van de daders met het hoofd naar beneden. De grote steen was omhoog gebracht en weggerold, niet alleen van de ingang vandaan maar helemaal van het in de rotsen uitgehouwen graf vandaan, en het leek alsof hij was opgepakt en weggezet.11 De wachters waren gevlucht. In zijn uittreksel Epitoae 49.16 geeft Justinus achttien overtredingen op waarvoor een afdeling van de wacht ter dood kon worden gebracht. Hieronder vielen ook in slaap vallen en je post onbewaakt achterlaten.
De vrouwen kwamen en merkten dat het graf leeg was; ze raakten in paniek en gingen het de mannen vertellen. Petrus en Johannes holden naar het graf. Johannes was er het eerst maar hij ging er niet in. Hij keek naar binnen en zag de windsels liggen, een beetje ineengezakt, maar leeg. Het lichaam van Christus was, dwars door de windsels heen, overgegaan in een nieuw bestaan. Laten we eerlijk zijn, dat brengt je toch tot geloof, zeker voor dat ogenblik. Het zijn zwakke theorieën die de opstanding willen verklaren uit natuurlijke oorzaken; wat ze in feite doen is het vertrouwen versterken in de waarheid van de opstanding.
Het verkeerde graf?
Kirsopp Lake verdedigt de stelling dat de vrouwen die kwamen zeggen dat het lichaam weg was, per ongeluk naar het verkeerde graf waren gegaan. In dat geval moeten de discipelen die gingen kijken of het waar was wat de vrouwen gezegd hadden, ook naar het verkeerde graf zijn gegaan. We kunnen er echter zeker van zijn dat de Joodse autoriteiten, op wier verzoek die Romeinse wacht bij het graf was geplaatst om te voorkomen dat het lichaam gestolen zou worden, zich niet in de plaats vergist zouden hebben. En de Romeinse wachters evenmin, want ze waren ter plaatse.
Als er sprake was geweest van het verkeerde graf, zouden de Joodse autoriteiten binnen de kortste keren het lichaam uit het goede graf tevoorschijn hebben gehaald en zodoende alle geruchten over een opstanding in de kiem hebben gesmoord.
Ook wordt beweerd, in een poging om de verschijningen van Jezus na de opstanding te verklaren, dat ze berustten op zinsbegoocheling of hallucinaties. Omdat deze theorie niet gestaafd wordt door de psychologische principes omtrent de verschijningsvorm van hallucinaties, komt het ook niet overeen met wat er werkelijk gebeurd is noch met de toestand waarin de geestvermogens van de apostelen zich bevonden.
Waar was het lichaam dan, en waarom werd het niet voor de dag gehaald?
Schijndood?
De schijndoodtheorie, die enkele eeuwen geleden door Venturini in zwang gebracht en ook vandaag nog vaak aangehaald, zegt dat Jezus niet echt door was; Hij was alleen in zwijm gevallen van uitputting en bloedverlies. Iedereen dacht dat Hij dood was, maar later kwam Hij weer bij en de discipelen dachten dat het een opstanding was.
David Friedrich Strauss, die overigens zelf wantrouwig stond tegenover het geloof in de opstanding, sloeg alle gedachten dat Jezus bijkwam uit een flauwte de bodem in: “Iemand die halfdood het graf was uitgekropen, die zwak en ziek rondsloop, die medische behandeling nodig had, verster- kende middelen, verband en verzorging, zo iemand moet toch te langen leste bezwijken aan zijn lijden en kan toch onmogelijk op de discipelen de indruk hebben gemaakt dat Hij Overwinnaar was over dood en leven, de Levensvorst; een indruk die ten grondslag lag aan hun latere evangeliebediening. Als dat het geval geweest was, als Jezus weer bijgekomen was uit een bezwijming, zou dat de diepe indruk die Hij in leven en sterven op hen had gemaakt, alleen maar kunnen afzwakken; dat kon er hoogstens een droefgeestig accent aan geven maar met geen mogelijkheid kon het hun verdriet veranderen in enthousiasme, hun eerbied doen overgaan in aanbidding”.12
Werd het lichaam gestolen?
Een andere theorie beweert dat het lichaam gestolen werd door de discipelen terwijl de wacht sliep.13 De discipelen waren terneergeslagen geweest en lafhartig gevlucht en dat vormt toch wel een steekhoudend argument tegen de theorie dat ze plotseling zo dapper en vermetel zouden zijn dat ze het durfden opnemen tegen een detachement soldaten bij het graf en het lichaam stelen. Ze waren niet in de stemming om iets dergelijks te ondernemen.
J.N.D. Anderson is hoofd geweest van de juridische faculteit van de universiteit van London, voorzitter van de sectie Oosters recht aan de school voor Oosterse en Afrikaanse wetenschap en directeur van het instituut voor voortgezette rechtenstudie aan de universiteit van London. Zijn commentaar op de stelling dat de discipelen Jezus’ lichaam gestolen zouden hebben, luidt: “Dit zou geheel en al ingaan tegen alles wat we van hen weten; hun zedenleer, de hoge standaard van hun eigen levenswandel, hun standvastigheid in lijden en vervolging. Evenmin zou het ook maar iets verklaren van de verbazingwekkende verandering van terneergeslagen en ontmoedigde weglopers in getuigen aan wie geen tegenstander het zwijgen kon opleggen”.14
De theorie dat de Joodse of Romeinse autoriteiten het lichaam van Jezus hebben weggenomen is evenmin als diefstal door de discipelen een logische verklaring voor het lege graf. Indien de autoriteiten het lichaam in hun bezit hadden, of wisten waar het was, waarom zeiden ze dan niet dat zij het meegenomen hadden, toen de discipelen in Jeruzalem de opstanding verkondigden? Als zij het in bezit hadden, waarom zeiden zij dan niet waar het lichaam precies lag? Wat was er tegen om het lichaam op te halen, het op een wagen te leggen en ermee rond te rijden in het centrum van Jeruzalem? Een dergelijke handelwijze zou het Christendom beslist hebben verdelgd.
Dr. John Warwick Montgomery zegt hiervan: “Het is uiterst onaannemelijk dat de eerste Christenen zo’n verhaal eerst in elkaar gezet hebben en het daarna verkondigen aan mensen die het makkelijk konden ontzenuwen, eenvoudigweg door het lichaam van Jezus tevoorschijn te brengen”.15
Bewijsgronden voor de opstanding
Professor Thomas Arnold, veertien jaar lang rector van Rugby, schrijver van het beroemde driedelige werk “Geschiedenis van Rome” en nu benoemd tot hoogleraar in de moderne geschiedenis te Oxford, is een groot kenner wat betreft de waarde van bewijsgronden voor het vaststellen van historische feiten. Hij heeft gezegd: “Ik ben al jaren gewend om de geschiedenis van andere tijden te bestuderen en om de argumenten van hen die daarover geschreven hebben te onderzoeken en op hun waarde te schatten, en ik ken geen enkel feit in de geschiedenis der mensheid dat voor de denkbeelden van een onbevooroordeeld onderzoeker door beter en vollediger argumenten wordt bewezen, dan het grote teken van God aan ons dat Christus is gestorven en weer uit de dood is opgestaan”.16
Brooke Foss Westcott, een Engelse geleerde, zei: “Met zo’n hoeveelheid bewijsmateriaal is het niet teveel gezegd dat geen voorval in de geschiedenis beter of veelzijdiger gestaafd wordt dan de op- standing van Christus.
Slechts wie van tevoren al aannam dat het onwaar moest zijn, zou op de gedachte hebben kunnen komen dat het bewijs onvoldoende was”.17
Dr. Simon Greenleaf was één van de grootste kenners van de wet die we ooit in dit land gehad hebben. H.W.H. Knotts zegt over hem in de Dictionary of American Biografy: “Het is te danken aan het werk van Story en Greenleaf dat de juridische faculteit van Harvard opgeklommen is tot zijn positie die uitblonk boven de juridische faculteiten van de Verenigde Staten”. Toe hij hoogleraar rechten te Harvard was, schreef Greenleaf een boek waarin hij de juridische waarde onderzocht van het getuigenis van de apostelen aangaande de opstanding van Christus. Hij merkte op dat het onmogelijk was dat de apostelen “hadden kunnen doorgaan met de verzekering dat hun verhaal waar was als Jezus niet werkelijk uit de dood was opgestaan en als ze van dit feit niet net zo zeker waren geweest als van welk ander feit dan ook”.18 Greenleaf kwam tot de conclusie dat de opstanding van Christus één van de best gestaafde gebeurtenissen in de geschiedenis is, gerekend naar de maatstaven van juridisch bewijs zoals die worden toegepast in gerechtshoven. Een andere jurist, Frank Morison, stelde zich ten doel het bewijsmateriaal van de opstanding te weerleggen. Hij vond dat het leven van Jezus één van de mooiste levens ter wereld was geweest, maar wat de opstanding betrof dacht hij dat iemand aan de geschiedenis van Jezus een sprookje had vastgeknoopt. Hij nam zich voor een verslag te schrijven over de allerlaatste dagen van het leven van Jezus. Natuurlijk zou hij de opstanding negeren. Hij was er zeker van dat een verstandelijk wetenschappelijke benadering van Jezus volledig met de opstanding zou afrekenen. Maar toen hij met zijn juridische achtergrond en ervaring zich over de feiten boog, moest hij zijn mening herzien. Uiteindelijk schreef hij een bestseller: “Het lege graf”. Het eerste hoofdstuk was getiteld: “Het boek dat niet geschreven wilde worden”, en de overige hoofdstukken behandelen afdoend de bewijzen van Christus’ opstanding.19
George Eldon Ladd geeft als zijn conclusie: “De enige zinnige verklaring voor deze historische feiten is dat God Jezus lichamelijk heeft opgewekt”.20 Wie vandaag de dag in Jezus Christus gelooft kan er, net als de eerste Christenen, het volste vertrouwen in hebben dat zijn geloof niet gebaseerd is op een sprookje of een legende, maar op dit vaststaande historische feit: Christus is opgestaan en het graf was leeg.
Het allerbelangrijkste is nog dat iedere gelovige persoonlijk de macht van de opgestane Christus in zijn leven van vandaag kan ervaren. Ten eerste mag hij weten dat zijn zonden vergeven zijn.21 Ten tweede mag hij verzekerd zijn van een eeuwig leven en van zijn eigen opstanding uit het graf.22 Ten derde kan hij bevrijd worden van een zinloos en leeg leven en herschapen worden in een nieuw mens in Jezus Christus.23
Welke waarde hecht u eraan en wat is uw oordeel? Hoe denkt u over het lege graf? Nadat hij het bewijsmateriaal uit juridisch oogpunt onderzocht had kwam Lord Darling, ex-president van het Hooggerechtshof in Engeland tot de conclusie: “Er bestaan zo overstelpend veel bewijzen, positief en negatief, zowel harde feiten als aanwijzingen, dat geen weldenkende jury ter wereld tot een andere uitspraak zou kunnen komen dan dat het verhaal van de opstanding waar is”.24
Voetnoten:1 Johannes 19:39, 40.
2 Mattheüs 27:60.
3 Markus 16:4
4 Georges Currie, The Military Discipline of the Romans from the Founding of the City to the Close of the Republic. An abstract of a thesis published under the auspices of the Graduate Council of Indiana University, 1928, pp. 41-43.
5 A.T. Robertson, Wirld Pictures in the New Testament (New York: R.R. Smith, Inc., 1931), p. 239 6 Handelingen 1:3.
7 1 Korinthiërs 15:3-8
8 Arthur Michael Ramsey, God, Christ and the World (London: SCM Press, 1969), pp. 78-80.
9 Paul Althaus, Die Wahrheit des kirchlichen Osterglaubens (Gütersloh: C. Bertelsmann, 1941), pp. 22, 25ff. 10 Independent, Press-Telegram, Long Beach, Calif., Saturday, April 21, 1973, p. A-10.
11 Josh McDowell, Evidence That Demands a Verdict (San Bernardino, Calif.; Campus Crusade for Christ International, 1973), p. 231. 29
12 David Frederick Strauss, The Life of Jezus for the People (London: Williams and Norgate, 1879, 2nd ed.), Vol. 1, p. 412. 13 Mattheüs 28:1-15.
14 J.N.D. Anderson, Christianity: The Witness of History, copyright Tyndale Press, 1970. Used by permission of Inter Varsity Press, Downers Grove, Ill., p. 92.
15 John Warwick Montgomery, History and Christianity (Downers Grove, Ill.: Inter Varsity Press, 1972), p. 78.
16 Thomas Arnold, Christian Life - Its Hopes, Its Fears, and Its Close (London: T: Fellowes, 1859, 6th ed.), p. 324.
17 Paul E. Little, Know Why You Believe (Wheaton: Scripture Press Publications, Inc., 1967), p. 70.
18 Simon Greenleaf, An Examination of the Testimony of the Four Evangelists by the Rules of Evidence Administered in the Courts of Justice (grand Rapids: Baker Book House, 1965. Reprint of 1874 edition. New York: J. Cockroft and Co., 1874), p. 29.
19 Frank Morison, Who Moved the Stone? (London: Faber and Faber, 1930).
20 George Eldon Ladd, I Believe in the Resurrection of Jezus (Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Co., 1975), p. 141.
21 1 Korinthiërs 15:3
22 1 Korinthiërs 15:19-26
23 Johannes 10:10; 2 Korinthiërs 5:17
24 Michael Green, Man Alive (Downers Grove, Ill.: Inter-Varsity Press, 1968), p. 54.