Hoofdstuk 7 - Heb je dat gehoord van Saulus?
Jack, één van mijn vrienden, die veel gastcolleges heeft gegeven, kwam op een dag het terrein van een universiteit op. Tot zijn verbazing merkte hij dat de studenten het zo geregeld hadden dat hij die avond in het openbaar de degens moest kruisen met ‘de atheïst van de universiteit’. Zijn tegenstander was een welbespraakt professor in de filosofie die zeer fel gekant was tegen het Christendom. Jack moest als eerste spreken. Hij besprak een aantal bewijzen voor Jezus’ opstanding, de bekering van de apostel Paulus, en gaf toen een persoonlijk getuigenis hoe Christus zijn leven had veranderd toen hij nog student was.
Toen het de beurt van de professor was, was deze erg zenuwachtig. Hij kon het bewijs van de opstanding niet weerleggen en Jack’s persoonlijke getuigenis evenmin. Daarom greep hij het onderwerp aan van de radicale bekering van de apostel Saulus tot het Christendom. Hij gebruikte deze redenering: “Dikwijls kunnen mensen psychologisch zo betrokken raken bij wat ze bestrijden dat ze het tenslotte gaan aanhangen”. Hier glimlachte mijn vriend fijntjes en hij antwoordde: “Weest u dan maar voorzichtig, meneer, anders loopt u de kans nog een Christen te worden”. Het was één van de invloedrijkste getuigenissen voor het Christendom toen Saul van Tarsus, wellicht de uitzinnigste tegenstander van het Christendom, de apostel Paulus werd. Saul was een vurig voorvechter van het Jodendom, een geestelijk leider. Doordat hij geboren was in Tarsus kon hij in aanraking komen met het meest vooruitstrevende onderwijs van zijn tijd. Tarsus was een universiteitsstad, bekend om zijn Stoa-wijsgeren en cultuur. Strabo, de Griekse aardrijkskundige, prees Tarsus omdat het zoveel belangstelde in opvoeding en wijsbegeerte.1a
Paulus bezat, net als zijn vader, het Romeinse staatsburgerschap, een groot voorrecht. Hij scheen goed op de hoogte van de Griekse cultuur en denkwereld. Hij beheerste de Griekse taal en had een redenaarsgave. Hij citeerde minder bekende dichters en wijsgeren: Handelingen 17:28 “Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij (Epimenides), gelijk ook enigen van uw dichters hebben gezegd. Want wij zijn ook van zijn geslacht” (Aratus, Cleanthes);
1 Korinthiërs 15:33 “misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden” (Menander);
Titus 1:12 “Iemand uit hun kring, hun eigen profeet, heeft gezegd: “Leugenaars zijn de Cretenzen altijd, beesten en vadsige buiken” (Epimenides).
Paulus kreeg een Joodse opvoeding, die beheerst werd door de strenge dogma’s van de Farizeeërs. Toen hij ongeveer veertien was, werd hij voor de voortzetting van zijn studie naar Gamaliël gezonden, één van de grootste rabbi’s van die tijd, de kleinzoon van Hillel. Paulus verklaarde dat hij niet alleen een Farizeeër was maar ook de zoon van Farizeeërs (Handelingen 23:6). Hij kon er zich op laten voorstaan: “En in het Jodendom heb ik het verder gebracht dan velen van mijn tijdgenoten onder mijn volk, als hartstochtelijk ijveraar voor mijn voorvaderlijke overleveringen” (Galaten 1:14).
Wie Paulus’ bekering wil begrijpen, moet weten waarom hij zo heftig gekant was tegen de Christenen; de reden was zijn toewijding aan de Joodse wet, en vandaar zijn vurige antipathie tegen Christus en de jonge Kerk. Paulus’ afkeer van de Christelijke boodschap richtte zich niet, zoals Jacques Dupont schrijft, tegen de boodschap van Jezus als Messias, maar ... tegen de rol van Redder die aan Jezus werd toegekend, waardoor de wet van al zijn waarde beroofd werd als het om de verlossing ging ... Paulus was hevig gekeerd tegen het Christelijk geloof om het belang dat hij hechtte aan de wet als de weg tot verlossing”.2
De Encyclopaedia Brittannica merkt op dat de nieuwe sekte van het Jodendom, die zichzelf Christenen noemden, het wezen aantastte van de Joodse opleiding en de Rabbijnenstudie van Paulus.1b Hartstochtelijk trachtte hij de sekte uit te roeien (Galaten 1:13). Aldus begon hij de “sekte der Nazareners” ten dode toe te vervolgen (Handelingen 26:9-11). Hij “verwoestte de gemeente”, letterlijk (Handelingen 8:3). Hij begaf zich naar Damascus met de brieven die hem machtigden om de volgelingen van Jezus te grijpen en ze terug te brengen om veroordeeld te worden. Toen gebeurde er iets met Paulus: “En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren, ging naar de hogepriester en vroeg van hem brieven naar Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van de weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen. En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde; en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij? En hij zei: Wie zijt Gij, Heer? En Hij zei: Ik ben Jezus die gij vervolgt. Maar sta op, en ga de stad binnen en daar zal u gezegd worden wat gij doen moet. En de mannen, die met hem reisden, stonden sprakeloos, daar zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen. En Saulus stond op van de grond, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niet zien, en zij leidden hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet”.
“Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananias; en de Heer zei tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zei: Zie, hier ben ik Heer. En de Heer zei tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in gebed en heeft (in een gezicht) een man, genaamd Ananias, zien binnenkomen en hem de han- den opleggen, opdat hij weer zien kon”
(Handelingen 9:1-12).
Hier zien we waarom de Christenen bang waren voor Paulus. Ananias antwoordde: “Heer, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft; en hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen, die Uw naam aanroepen, gevangen te nemen. Maar de Heer zei tot hem: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om Mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls; want Ik zal hem tonen hoeveel hij lijden moet ter wille van Mijn naam. En Ananias ging heen en kwam in het huis, en hij legde hem de handen op en zei: Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg, waarlangs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de Heilige Geest vervuld worden. En terstond vielen hem als schubben van de ogen en hij kon weer zien, en hij stond op en werd gedoopt; en toen hij voedsel genomen had, werd hij versterkt” (Handelingen 9:13-19a). Paulus zei: “Heb ik niet Jezus, onze Heer gezien?” (1 Korinthiërs 9:1). Hij vergeleek de verschijning van Jezus aan hem met Christus’ verschijningen aan de apostelen na de opstanding. “... Maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen” (1Korinthiërs 15:8).
Het is niet alleen dat Paulus Jezus gezien heeft, maar hij heeft Hem op zo’n manier gezien dat hij er niet meer onderuit kon. Hij verkondigde het Evangelie, niet uit vrije wil, maar uit noodzaak. “Want indien ik het Evangelie verkondig, heb ik geen stof tot roemen. Immers, ik ben ertoe genoodzaakt” (1 Korinthiërs 9:16).
Let wel: Paulus’ ontmoeting met Jezus, en zijn bekering die daarop volgde, kwamen plotseling en onverwacht. “Uit de hemel omstraalde mij een fel licht” (Handelingen 22:6). Paulus had er geen idee van wie deze hemelfiguur kon zijn. Hij beefde en stond versteld toen hem bekend gemaakt werd dat het Jezus van Nazareth was.
Misschien weten we niet alle details van wat met Paulus gebeurde op de weg naar Damascus, misschien niet de volgorde der gebeurtenissen of wat in zijn binnenste omging, maar dit weten we wel: op ieder terrein van zijn leven heeft het een diep ingrijpende invloed gehad.
Ten eerste: Paulus’ karakter onderging een drastische, totale verandering. De Encyclopedia Brittannica beschrijft hem vóór zijn bekering als een onverdraagzame, verbeten vervolger, een vrome kwezel - trots en driftig. Na zijn bekering wordt hij afgetekend als geduldig, vriendelijk, verdraagzaam en zichzelf opofferend.1c
Kenneth Scott Latourette zegt: “Wat het leven van Paulus echter harmonisch maakte en dit bijna neurotische karakter uit de schaduw omhoog haalde en van blijvende invloed maakte, was een diep- religieuze alles omverwerpende ervaring”.3
Ten tweede: Paulus’ verhouding tot de volgelingen van Jezus was totaal veranderd. “... Toen Saulus enige dagen bij de discipelen te Damascus was” (Handelingen 9:19b). En toen Saulus naar de apostelen ging, gaf men hem “de rechterhand der broederschap”. Ten derde: De boodschap van Paulus was onherkenbaar veranderd. Hoewel hij zijn Joodse erfgoed nog steeds liefhad, was hij van een verbitterde tegenstander tot een vastberaden voorvechter van het Christelijk geloof geworden. “Hij verkondigde terstond in de synagogen, dat Jezus de Zoon van God is” (Handelingen 9:20). Paulus’ verstandelijke overtuigingen waren veranderd. Zijn religieuze ervaring was er de oorzaak van dat hij Jezus als Messias erkende, in lijnrechte tegenspraak met de Messiaanse denkbeelden van de Farizeeërs. Zijn nieuwe opvatting van Christus betekende een totale omwenteling in zijn gedachtenwereld.4 Jacques Dupont merkt scherpzinnig op: “Nadat Paulus hartstochtelijk had ontkend dat een gekruisigde man de Messias kon zijn, kwam het zover dat hij moest toegeven dat Jezus werkelijk de Messias was en als gevolg daarvan moest hij al zijn Messiaanse denkbeelden opnieuw doordenken”,2 Nu kon hij ook begrijpen dat de dood van Christus aan het kruis, die een vloek van God leek en een jammerlijk einde van iemands leven, in werkelijkheid betekende dat God door Christus de wereld met Zichzelf verzoende. Paulus ging inzien dat Christus door de kruisiging een vloek werd voor ons (Galaten 3:13) en “voor ons tot zonde gemaakt” (2 Korinthiërs 5:21). In plaats van een nederlaag was de dood van Christus een grote overwinning, met als bekroning de opstanding. Het kruis was niet langer een ‘struikelblok’ maar de kern van Gods Messiaanse verlossing. Kort samengevat kwam Paulus’ zendingsprediking hierop neer: “Uitleggen en ervan getuigen dat de Christus moest lijden en uit de dood opstaan” ... “Deze is de Christus, die Jezus, die ik u predik ...” zei hij (Handelingen 17:3).
Ten vierde: Paulus’ opdracht was volslagen veranderd. Eerst haatte hij de niet-Joden; toen werd hij zendeling onder hen. Van Joodse fanatiekeling werd hij tot evangelist onder de niet-Joden. Als Jood en Farizeeër keek Paulus neer op de verachte niet-Jood alsof die minder was dan Gods uitverkoren volk. Wat hem in Damascus overkwam veranderde hem in een toegewijd apostel die zijn leven wijdde aan het helpen van de niet-Jood. In Christus die hem was verschenen zag Paulus de Verlosser voor alle mensen. Van orthodox Farizeeër, wiens opdracht het was om een strikt Jodendom in stand te houden werd hij een voorvechter van die nieuwe radicale sekte genaamd Christendom die hij zo heftig had bestreden. Hij was zo veranderd dat “allen die het hoorden verbaasd stonden en zeiden: Is dit niet de man, die te Jeruzalem uitroeide wie deze naam aanriepen en die hier gekomen is met het doel hen gevankelijk voor de overpriesters te brengen?” (Handelingen 9:21).
De geschiedschrijver Philip Schaff stelt vast: “De bekering van Paulus betekent niet alleen een keerpunt in zijn persoonlijke leven, maar ook een belangrijk tijdstip in de geschiedenis van de jonge Christelijke Kerk en als gevolg daarvan in de geschiedenis van de mensheid. Het was het belangrijkste voorval sinds het wonder van Pinksteren en verzekerde het Christendom de wereldzege”.5
Aan de universiteit van Houston zat ik tijdens de lunch naast een student. We spraken over het Christendom en hij maakte de opmerking dat er geen enkel historisch bewijs was voor het Christendom of Christus. Zijn hoofdvak was geschiedenis en ik zag dat één van zijn boeken een leerboek Romeinse geschiedenis was. Hij gaf toe dat er een hoofdstuk in stond dat over de apostel Paulus en het Christendom ging. Nadat deze student het hoofdstuk gelezen had vond hij het een merkwaardig feit dat het gedeelte over Paulus begon met een levensbeschrijving van Paulus van Tarsus en eindigde met een levensbeschrijving van de apostel Paulus. In de één na laatste alinea merkte de schrijver op dat het niet duidelijk was wat er in die jaren tussentijd gebeurd was. Nadat ik het boek Handelingen had opengeslagen en Christus’ verschijning aan Paulus na de opstanding had uitgelegd, zag deze student in dat dit de meest logische verklaring was van Paulus’ bekering. Later vertrouwde ook hij zich toe aan Christus als zijn Verlosser.
Elias Andrews merkt op: “Voor veel mensen was de totale ommekeer in het leven van deze ‘Farizeeër der Farizeeërs’ het meest overtuigende bewijs zowel van de waarheid en de macht van de godsdienst waartoe hij was bekeerd, als van de blijvende waarde en betekenis van de Persoon van Christus”.1d Archibald MacBride, professor aan de universiteit van Aberdeen, schrijft over Paulus: “Vergeleken met wat hij tot stand bracht ... zijn de prestaties van Alexander en Napoleon bijna zonder betekenis”.6 Clement zegt: “Paulus zat zeven maal gevangen; verkondigde het Evangelie in het Oosten en in het Westen; bereikte het uiterste Westen en stierf als een martelaar onder de overheersers”.7 Steeds weer verklaarde Paulus dat de levende, opgestane Jezus zijn leven totaal veranderd had. Hij was zo overtuigd van de opstanding van Christus uit de dood dat ook hij voor zijn geloof de marteldood stierf.
Twee professoren te Oxford, Gilbert West en Lord Lyttleton, waren vast van plan het fundament van het Christelijk geloof te ondergraven. West zou het bedrog van de opstanding aantonen en Lyttleton zou bewijzen dat Saulus van Tarsus nooit tot het Christendom was bekeerd. Beide mannen kwamen tot precies de tegenovergestelde conclusie en werden vurige volgelingen van Jezus. Lord Lyttleton schrijft: “Goed beschouwd waren alleen al de bekering en het apostelschap van St. Paulus voldoende bewijs dat het Christendom een goddelijke openbaring was”.8 Hij komt tot de conclusie: “Als Paulus werkelijk vijfentwintig jaar voor Christus heeft willen lijden en Hem heeft gediend, dan was zijn bekering echt, want dat alles begon na de plotselinge verandering. En als zijn bekering echt was, dan stond Jezus Christus inderdaad op uit de dood, want Paulus schreef alles wat hij was en deed toe aan het feit dat hij de opgestane Christus had gezien”.
Voetnoten:
1 The Encyclopaedia Brittanica, William Benton, Publisher. (Chicago: Encyclopaedia Brittannica, Inc., 1970), Vol. 17, (a) p. 469; (b) p. 476; (c) p. 473; (d) p. 469.
2 Jacques Dupont, “The Conversion of Paul, and Its Influence on His Understanding of Salvation by Faith”, Apostolic History and the Gospel. Edited by W. Ward Gasque and Ralph P. Martin (Grand Rapids: Wm. B. Erdmans Publishing Co., 1970), p. 177; p. 76.
3 Kenneth Scott Latourette, A History of Christianity (New York: Harper & Row, 1953), p. 76.
4 W.J. Sparrow-Simpson, The Resurrection and the Christian Faith (Grand Rapids; Zondervan Publishing House, 1968), pp. 185-186.
5 Philip Schaff, History of the Christian Church, Vol. I. Apostolic Christianity, A.D. 1-100 (Grand Rapids: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 1910), p. 296.
6 Chamber’s Encyclopaedia (London: Pergamon Press, 1966), Vol. 10, p. 516.
7 Philip Schaff, History of the Apostolic Church (New York: Charles Scribner, 1857), p. 340.
8 George Lyttleton, The Conversion of St. Paul (New York: American Tract Society, 1929), p. 467.
Toen het de beurt van de professor was, was deze erg zenuwachtig. Hij kon het bewijs van de opstanding niet weerleggen en Jack’s persoonlijke getuigenis evenmin. Daarom greep hij het onderwerp aan van de radicale bekering van de apostel Saulus tot het Christendom. Hij gebruikte deze redenering: “Dikwijls kunnen mensen psychologisch zo betrokken raken bij wat ze bestrijden dat ze het tenslotte gaan aanhangen”. Hier glimlachte mijn vriend fijntjes en hij antwoordde: “Weest u dan maar voorzichtig, meneer, anders loopt u de kans nog een Christen te worden”. Het was één van de invloedrijkste getuigenissen voor het Christendom toen Saul van Tarsus, wellicht de uitzinnigste tegenstander van het Christendom, de apostel Paulus werd. Saul was een vurig voorvechter van het Jodendom, een geestelijk leider. Doordat hij geboren was in Tarsus kon hij in aanraking komen met het meest vooruitstrevende onderwijs van zijn tijd. Tarsus was een universiteitsstad, bekend om zijn Stoa-wijsgeren en cultuur. Strabo, de Griekse aardrijkskundige, prees Tarsus omdat het zoveel belangstelde in opvoeding en wijsbegeerte.1a
Paulus bezat, net als zijn vader, het Romeinse staatsburgerschap, een groot voorrecht. Hij scheen goed op de hoogte van de Griekse cultuur en denkwereld. Hij beheerste de Griekse taal en had een redenaarsgave. Hij citeerde minder bekende dichters en wijsgeren: Handelingen 17:28 “Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij (Epimenides), gelijk ook enigen van uw dichters hebben gezegd. Want wij zijn ook van zijn geslacht” (Aratus, Cleanthes);
1 Korinthiërs 15:33 “misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden” (Menander);
Titus 1:12 “Iemand uit hun kring, hun eigen profeet, heeft gezegd: “Leugenaars zijn de Cretenzen altijd, beesten en vadsige buiken” (Epimenides).
Paulus kreeg een Joodse opvoeding, die beheerst werd door de strenge dogma’s van de Farizeeërs. Toen hij ongeveer veertien was, werd hij voor de voortzetting van zijn studie naar Gamaliël gezonden, één van de grootste rabbi’s van die tijd, de kleinzoon van Hillel. Paulus verklaarde dat hij niet alleen een Farizeeër was maar ook de zoon van Farizeeërs (Handelingen 23:6). Hij kon er zich op laten voorstaan: “En in het Jodendom heb ik het verder gebracht dan velen van mijn tijdgenoten onder mijn volk, als hartstochtelijk ijveraar voor mijn voorvaderlijke overleveringen” (Galaten 1:14).
Wie Paulus’ bekering wil begrijpen, moet weten waarom hij zo heftig gekant was tegen de Christenen; de reden was zijn toewijding aan de Joodse wet, en vandaar zijn vurige antipathie tegen Christus en de jonge Kerk. Paulus’ afkeer van de Christelijke boodschap richtte zich niet, zoals Jacques Dupont schrijft, tegen de boodschap van Jezus als Messias, maar ... tegen de rol van Redder die aan Jezus werd toegekend, waardoor de wet van al zijn waarde beroofd werd als het om de verlossing ging ... Paulus was hevig gekeerd tegen het Christelijk geloof om het belang dat hij hechtte aan de wet als de weg tot verlossing”.2
De Encyclopaedia Brittannica merkt op dat de nieuwe sekte van het Jodendom, die zichzelf Christenen noemden, het wezen aantastte van de Joodse opleiding en de Rabbijnenstudie van Paulus.1b Hartstochtelijk trachtte hij de sekte uit te roeien (Galaten 1:13). Aldus begon hij de “sekte der Nazareners” ten dode toe te vervolgen (Handelingen 26:9-11). Hij “verwoestte de gemeente”, letterlijk (Handelingen 8:3). Hij begaf zich naar Damascus met de brieven die hem machtigden om de volgelingen van Jezus te grijpen en ze terug te brengen om veroordeeld te worden. Toen gebeurde er iets met Paulus: “En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren, ging naar de hogepriester en vroeg van hem brieven naar Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van de weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen. En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde; en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij mij? En hij zei: Wie zijt Gij, Heer? En Hij zei: Ik ben Jezus die gij vervolgt. Maar sta op, en ga de stad binnen en daar zal u gezegd worden wat gij doen moet. En de mannen, die met hem reisden, stonden sprakeloos, daar zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen. En Saulus stond op van de grond, en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niet zien, en zij leidden hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet”.
“Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananias; en de Heer zei tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zei: Zie, hier ben ik Heer. En de Heer zei tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in gebed en heeft (in een gezicht) een man, genaamd Ananias, zien binnenkomen en hem de han- den opleggen, opdat hij weer zien kon”
(Handelingen 9:1-12).
Hier zien we waarom de Christenen bang waren voor Paulus. Ananias antwoordde: “Heer, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft; en hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen, die Uw naam aanroepen, gevangen te nemen. Maar de Heer zei tot hem: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om Mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en de kinderen Israëls; want Ik zal hem tonen hoeveel hij lijden moet ter wille van Mijn naam. En Ananias ging heen en kwam in het huis, en hij legde hem de handen op en zei: Saul, broeder, de Heer heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg, waarlangs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de Heilige Geest vervuld worden. En terstond vielen hem als schubben van de ogen en hij kon weer zien, en hij stond op en werd gedoopt; en toen hij voedsel genomen had, werd hij versterkt” (Handelingen 9:13-19a). Paulus zei: “Heb ik niet Jezus, onze Heer gezien?” (1 Korinthiërs 9:1). Hij vergeleek de verschijning van Jezus aan hem met Christus’ verschijningen aan de apostelen na de opstanding. “... Maar het allerlaatst is Hij ook aan mij verschenen” (1Korinthiërs 15:8).
Het is niet alleen dat Paulus Jezus gezien heeft, maar hij heeft Hem op zo’n manier gezien dat hij er niet meer onderuit kon. Hij verkondigde het Evangelie, niet uit vrije wil, maar uit noodzaak. “Want indien ik het Evangelie verkondig, heb ik geen stof tot roemen. Immers, ik ben ertoe genoodzaakt” (1 Korinthiërs 9:16).
Let wel: Paulus’ ontmoeting met Jezus, en zijn bekering die daarop volgde, kwamen plotseling en onverwacht. “Uit de hemel omstraalde mij een fel licht” (Handelingen 22:6). Paulus had er geen idee van wie deze hemelfiguur kon zijn. Hij beefde en stond versteld toen hem bekend gemaakt werd dat het Jezus van Nazareth was.
Misschien weten we niet alle details van wat met Paulus gebeurde op de weg naar Damascus, misschien niet de volgorde der gebeurtenissen of wat in zijn binnenste omging, maar dit weten we wel: op ieder terrein van zijn leven heeft het een diep ingrijpende invloed gehad.
Ten eerste: Paulus’ karakter onderging een drastische, totale verandering. De Encyclopedia Brittannica beschrijft hem vóór zijn bekering als een onverdraagzame, verbeten vervolger, een vrome kwezel - trots en driftig. Na zijn bekering wordt hij afgetekend als geduldig, vriendelijk, verdraagzaam en zichzelf opofferend.1c
Kenneth Scott Latourette zegt: “Wat het leven van Paulus echter harmonisch maakte en dit bijna neurotische karakter uit de schaduw omhoog haalde en van blijvende invloed maakte, was een diep- religieuze alles omverwerpende ervaring”.3
Ten tweede: Paulus’ verhouding tot de volgelingen van Jezus was totaal veranderd. “... Toen Saulus enige dagen bij de discipelen te Damascus was” (Handelingen 9:19b). En toen Saulus naar de apostelen ging, gaf men hem “de rechterhand der broederschap”. Ten derde: De boodschap van Paulus was onherkenbaar veranderd. Hoewel hij zijn Joodse erfgoed nog steeds liefhad, was hij van een verbitterde tegenstander tot een vastberaden voorvechter van het Christelijk geloof geworden. “Hij verkondigde terstond in de synagogen, dat Jezus de Zoon van God is” (Handelingen 9:20). Paulus’ verstandelijke overtuigingen waren veranderd. Zijn religieuze ervaring was er de oorzaak van dat hij Jezus als Messias erkende, in lijnrechte tegenspraak met de Messiaanse denkbeelden van de Farizeeërs. Zijn nieuwe opvatting van Christus betekende een totale omwenteling in zijn gedachtenwereld.4 Jacques Dupont merkt scherpzinnig op: “Nadat Paulus hartstochtelijk had ontkend dat een gekruisigde man de Messias kon zijn, kwam het zover dat hij moest toegeven dat Jezus werkelijk de Messias was en als gevolg daarvan moest hij al zijn Messiaanse denkbeelden opnieuw doordenken”,2 Nu kon hij ook begrijpen dat de dood van Christus aan het kruis, die een vloek van God leek en een jammerlijk einde van iemands leven, in werkelijkheid betekende dat God door Christus de wereld met Zichzelf verzoende. Paulus ging inzien dat Christus door de kruisiging een vloek werd voor ons (Galaten 3:13) en “voor ons tot zonde gemaakt” (2 Korinthiërs 5:21). In plaats van een nederlaag was de dood van Christus een grote overwinning, met als bekroning de opstanding. Het kruis was niet langer een ‘struikelblok’ maar de kern van Gods Messiaanse verlossing. Kort samengevat kwam Paulus’ zendingsprediking hierop neer: “Uitleggen en ervan getuigen dat de Christus moest lijden en uit de dood opstaan” ... “Deze is de Christus, die Jezus, die ik u predik ...” zei hij (Handelingen 17:3).
Ten vierde: Paulus’ opdracht was volslagen veranderd. Eerst haatte hij de niet-Joden; toen werd hij zendeling onder hen. Van Joodse fanatiekeling werd hij tot evangelist onder de niet-Joden. Als Jood en Farizeeër keek Paulus neer op de verachte niet-Jood alsof die minder was dan Gods uitverkoren volk. Wat hem in Damascus overkwam veranderde hem in een toegewijd apostel die zijn leven wijdde aan het helpen van de niet-Jood. In Christus die hem was verschenen zag Paulus de Verlosser voor alle mensen. Van orthodox Farizeeër, wiens opdracht het was om een strikt Jodendom in stand te houden werd hij een voorvechter van die nieuwe radicale sekte genaamd Christendom die hij zo heftig had bestreden. Hij was zo veranderd dat “allen die het hoorden verbaasd stonden en zeiden: Is dit niet de man, die te Jeruzalem uitroeide wie deze naam aanriepen en die hier gekomen is met het doel hen gevankelijk voor de overpriesters te brengen?” (Handelingen 9:21).
De geschiedschrijver Philip Schaff stelt vast: “De bekering van Paulus betekent niet alleen een keerpunt in zijn persoonlijke leven, maar ook een belangrijk tijdstip in de geschiedenis van de jonge Christelijke Kerk en als gevolg daarvan in de geschiedenis van de mensheid. Het was het belangrijkste voorval sinds het wonder van Pinksteren en verzekerde het Christendom de wereldzege”.5
Aan de universiteit van Houston zat ik tijdens de lunch naast een student. We spraken over het Christendom en hij maakte de opmerking dat er geen enkel historisch bewijs was voor het Christendom of Christus. Zijn hoofdvak was geschiedenis en ik zag dat één van zijn boeken een leerboek Romeinse geschiedenis was. Hij gaf toe dat er een hoofdstuk in stond dat over de apostel Paulus en het Christendom ging. Nadat deze student het hoofdstuk gelezen had vond hij het een merkwaardig feit dat het gedeelte over Paulus begon met een levensbeschrijving van Paulus van Tarsus en eindigde met een levensbeschrijving van de apostel Paulus. In de één na laatste alinea merkte de schrijver op dat het niet duidelijk was wat er in die jaren tussentijd gebeurd was. Nadat ik het boek Handelingen had opengeslagen en Christus’ verschijning aan Paulus na de opstanding had uitgelegd, zag deze student in dat dit de meest logische verklaring was van Paulus’ bekering. Later vertrouwde ook hij zich toe aan Christus als zijn Verlosser.
Elias Andrews merkt op: “Voor veel mensen was de totale ommekeer in het leven van deze ‘Farizeeër der Farizeeërs’ het meest overtuigende bewijs zowel van de waarheid en de macht van de godsdienst waartoe hij was bekeerd, als van de blijvende waarde en betekenis van de Persoon van Christus”.1d Archibald MacBride, professor aan de universiteit van Aberdeen, schrijft over Paulus: “Vergeleken met wat hij tot stand bracht ... zijn de prestaties van Alexander en Napoleon bijna zonder betekenis”.6 Clement zegt: “Paulus zat zeven maal gevangen; verkondigde het Evangelie in het Oosten en in het Westen; bereikte het uiterste Westen en stierf als een martelaar onder de overheersers”.7 Steeds weer verklaarde Paulus dat de levende, opgestane Jezus zijn leven totaal veranderd had. Hij was zo overtuigd van de opstanding van Christus uit de dood dat ook hij voor zijn geloof de marteldood stierf.
Twee professoren te Oxford, Gilbert West en Lord Lyttleton, waren vast van plan het fundament van het Christelijk geloof te ondergraven. West zou het bedrog van de opstanding aantonen en Lyttleton zou bewijzen dat Saulus van Tarsus nooit tot het Christendom was bekeerd. Beide mannen kwamen tot precies de tegenovergestelde conclusie en werden vurige volgelingen van Jezus. Lord Lyttleton schrijft: “Goed beschouwd waren alleen al de bekering en het apostelschap van St. Paulus voldoende bewijs dat het Christendom een goddelijke openbaring was”.8 Hij komt tot de conclusie: “Als Paulus werkelijk vijfentwintig jaar voor Christus heeft willen lijden en Hem heeft gediend, dan was zijn bekering echt, want dat alles begon na de plotselinge verandering. En als zijn bekering echt was, dan stond Jezus Christus inderdaad op uit de dood, want Paulus schreef alles wat hij was en deed toe aan het feit dat hij de opgestane Christus had gezien”.
Voetnoten:
1 The Encyclopaedia Brittanica, William Benton, Publisher. (Chicago: Encyclopaedia Brittannica, Inc., 1970), Vol. 17, (a) p. 469; (b) p. 476; (c) p. 473; (d) p. 469.
2 Jacques Dupont, “The Conversion of Paul, and Its Influence on His Understanding of Salvation by Faith”, Apostolic History and the Gospel. Edited by W. Ward Gasque and Ralph P. Martin (Grand Rapids: Wm. B. Erdmans Publishing Co., 1970), p. 177; p. 76.
3 Kenneth Scott Latourette, A History of Christianity (New York: Harper & Row, 1953), p. 76.
4 W.J. Sparrow-Simpson, The Resurrection and the Christian Faith (Grand Rapids; Zondervan Publishing House, 1968), pp. 185-186.
5 Philip Schaff, History of the Christian Church, Vol. I. Apostolic Christianity, A.D. 1-100 (Grand Rapids: Wm. B. Eerdmans Publishing Co., 1910), p. 296.
6 Chamber’s Encyclopaedia (London: Pergamon Press, 1966), Vol. 10, p. 516.
7 Philip Schaff, History of the Apostolic Church (New York: Charles Scribner, 1857), p. 340.
8 George Lyttleton, The Conversion of St. Paul (New York: American Tract Society, 1929), p. 467.