H2: Heer, leugenaar of geesteszieke?
De duidelijke aanspraken die Jezus maakt op goddelijkheid, geven geen enkele kans aan het veelvoorkomende gedoe van sceptici die Jezus alleen maar beschouwen als een moreel hoogstaand mens of als een profeet die veel diepzinnige dingen heeft gezegd. Zo’n conclusie wordt vaak gepresenteerd als de enige die aanvaardbaar is voor denkende mensen of als de duidelijke conclusie van ons nadenken. De moeilijkheid is dat veel mensen wel ja knikken, maar nooit inzien dat deze redenering helemaal niet klopt.
Voor Jezus was van fundamenteel belang: “Wie geloven de mensen dat Ik ben”. Op grond van wat Jezus zei en op grond van de aanspraken die Hij maakte is het onmogelijk om tot de conclusie te komen dat Hij gewoon een goed, hoogstaand mens of een profeet was. Voor die conclusie bestaat geen enkele aanleiding en het is ook nooit de bedoeling van Jezus geweest.
C.S. Lewis, die hoogleraar was aan de universiteit van Cambridge en vroeger een agnosticus geweest is, had een helder inzicht in deze vraag. Hij schrijft: “Wat ik hier tracht te voorkomen is dat men die onzinnige opmerking maakt die de mensen vaak over Hem maken: “Ik ben bereid om Jezus te aanvaarden als een voorbeeldig leermeester, maar Zijn aanspraak op goddelijkheid aanvaard ik niet”. Dat is nu precies wat we niet moeten zeggen. Een mens die niet meer is dan een mens en de dingen zegt die Jezus zei kan helemaal geen groot leermeester zijn. Hij zou òf een gek zijn - op het vlak van de man die zegt dat hij Napoleon is - òf hij zou de duivel uit de hel zijn. U moet maar kiezen. Of deze man was, en is, de Zoon van God, of anders is hij een krankzinnige of nog iets ergers”.
Lewis voegt hieraan toe: “Je kunt Hem opsluiten als krankzinnige, je kunt op hem spuwen en Hem als demon doden; of je kunt Hem te voet vallen en Hem Heer en God noemen. Maar laten we niet aankomen met neerbuigende onzin dat Hij een groot menselijk leraar was. Die mogelijkheid heeft Hij voor ons niet opengelaten. Dat was Zijn bedoeling niet”.1
F.J.A. Hort die achtentwintig jaar lang werkte aan een kritische bestudering van het Nieuwe Testament, schrijft: “Zijn woorden waren zo volledig deel en uitingen van Zichzelf dat ze betekenisloos zouden zijn als algemene uitspraken over de waarheid, door Hem geuit als goddelijk orakel of profeet. Neem Zijn persoon als eerste, ofschoon niet het uiteindelijke, van alle beweringen weg, en ze vallen allemaal in duigen”.2
Zoals Kenneth Scott Latourette het zegt, hoogleraar in de geschiedenis van het Christendom aan de universiteit van Yale: “Het is niet Zijn leer die Jezus uitzonderlijk maakt, hoewel die leer alleen al Hem aanzien zou kunnen geven. Het is de combinatie van de leer en de man zelf. Men kan die twee niet scheiden”.
Latourette besluit: “Voor iedere aandachtige lezer van de Evangeliën moet het duidelijk zijn dat Jezus Zichzelf en Zijn leer als onafscheidelijk beschouwde. Hij was een groot leraar, maar Hij was meer. Zijn leerstellingen over het Koninkrijk van God, over menselijk gedrag en over God waren belangrijk, maar ze zijn niet van Hem te scheiden zonder, vanuit Zijn standpunt, ongeldig te worden”.3
Jezus beweerde DAT Hij God was. Hij liet geen enkele andere keus over. Zijn pretentie is terecht of ten onrechte; dus moet ze ernstig worden overwogen. De vraag van Jezus aan Zijn discipelen: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” (Mattheüs 16:15) kan op verschillende manieren beantwoord worden.
Neem eerst eens aan dat Zijn pretentie om God te zijn ten onrechte was. Als het ten onrechte, dan hebben we nog twee mogelijkheden over en niet meer. Of Hij wist dat het niet waar was, òf Hij wist het niet. We zullen beide mogelijkheden afzonderlijk overwegen en de uitkomst onderzoeken.
Was Hij een leugenaar?
Als Jezus wist, toen Hij Zijn aanspraken maakte, dat Hij geen God was, dan loog Hij en bedroog Zijn volgelingen met opzet. Maar als Hij een leugenaar was, dan was Hij ook een huichelaar, omdat Hij tegen anderen zei dat zij tot elke prijs eerlijk moesten zijn, terwijl Zijn eigen leer en leven zelf één enorme leugen was. Erger nog, dan was Hij een duivel omdat Hij anderen zei op Hem te vertrouwen voor hun eeuwige bestemming. Als Hij wist dat Zijn pretenties niet houdbaar waren, dan was Hij wel onuitsprekelijk slecht. En tenslotte zou Hij ook een dwaas zijn, want het waren Zijn aanspraken op goddelijkheid die leidden tot Zijn kruisiging.
Veel mensen zullen zeggen dat Jezus een voorbeeldig leermeester was. Laten we reëel blijven. Hoe kon Hij een voorbeeldig leermeester zijn en willens en wetens de mensen misleiden op het belangrijkste punt van Zijn leer: Zijn eigen identiteit? Een logische gevolgtrekking zou zijn dat Hij opzettelijk stond te liegen. Maar dat is een opvatting over Jezus die niet klopt met wat we over Hem en over de uitwerking van Zijn leer en leven weten. Want waar Jezus ook verkondigd is zijn levens ten goede veranderd, hebben volkeren zich ten goede gekeerd, zijn dieven eerlijk geworden, zijn alcoholisten genezen, zijn onverdraaglijke mensen kanalen van liefde geworden, en zijn onrechtvaardigen gerechtvaardigd. William Leckey, één van Groot Brittannië’s bekendste geschiedkundigen en een onverzoenlijk tegenstander van georganiseerd Christendom, schrijft: “Het was aan het Christendom voorbehouden om de wereld een ideaal mens te laten zien die, door alle veranderingen van achttien eeuwen heen, mensenharten met een vurige liefde heeft bezield; het heeft aangetoond dat het alle leeftijden, natiën, karakters en omstandigheden kan beïnvloeden; het is niet alleen het allergrootste voorbeeld van goedheid geweest, maar ook de sterkste drijfveer voor de mensen om die in praktijk te brengen. het eenvoudige verhaal over deze drie korte jaren van Zijn openbaar optreden heeft meer gedaan om de mensheid te vernieuwen en milder te maken dan alle verhandelingen van filosofen en alle vermaningen van moralisten”.4
De geschiedkundige Philip Schaff zegt: “Als dit getuigenis niet waar is, dan moet het volslagen godslastering of waanzin zijn. Maar die veronderstelling houdt geen moment stand tegenover de morele zuiverheid en waardigheid van Jezus die zich in al Zijn woorden en daden openbaarden en onderkend zijn over de hele wereld. Evenmin kan er sprake zijn van zelfbedrog in zo’n geweldig belangrijke zaak en met een verstand dat in alle opzichten zo helder en zo nuchter is. Hoe kon Hij een dweper of een waanzinnige zijn. Hij die geestelijk nooit uit zijn evenwicht raakte, die rustig boven alle moeilijkheden en vervolgingen uitzweefde, zoals de zon boven de wolken, die altijd het verstandigste antwoord op strikvragen gaf, die rustig en weloverwogen Zijn dood en het kruis voorspelde, Zijn opstanding op de derde dag, de uitstorting van de Heilige Geest, de grondlegging van Zijn Kerk, de verwoesting van Jeruzalem - voorspellingen die letterlijk in vervulling zijn gegaan?
Iemand met een zo oorspronkelijke geest, zo volkomen, zo gelijkmatig en uit één stuk, zo volmaakt, zo menselijk en toch zo hoog verheven boven alle menselijke grootheid, zo iemand kan noch een bedrieger, noch een verzinsel zijn. Zoals terecht is opgemerkt, zou in dit geval de dichter groter zijn dan de held. Er zou meer dan een Jezus voor nodig zijn om een Jezus te verzinnen”.5
Ergens anders levert Schaff het overtuigend bewijs dat Christus geen leugenaar is geweest. Hoe zou, en dan beroep ik mij op de logica, het gezond verstand en de ervaring, hoe zou een bedrieger - dat is een misleidende, zelfzuchtige, verdorven man - het zuiverste en edelste karakter dat in de wereld bekend is hebben kunnen verzinnen en van begin tot eind consequent kunnen volhouden; een karakter dat zo volmaakt waar en echt leek? Hoe kon hij een plan hebben ontworpen en met succes uitvoeren - een plan van weergaloze sociale bewogenheid, van zedelijke grootheid en verhevenheid - en er zijn eigen leven voor opofferen, tegen de sterkste vooroordelen van zijn volk en zijn tijd? 6 Als Jezus de mensen zover wilde krijgen dat ze Hem volgden en in Hem geloofden als God, waarom ging Hij dan naar het Joodse volk? Waarom zou iemand als timmerman uit Nazareth naar een land gaan dat zo klein is van oppervlakte en bevolking en dat door en door de ongedeelde eenheid van God aanhing? Waarom ging Hij niet naar Egypte of liever nog naar Griekenland waar ze in een verscheidenheid van goden geloofden en in verschillende verschijningsvormen van goden. Iemand die leefde zoals Jezus leefde, leerde zoals Jezus leerde en stierf zoals Jezus stierf, kan geen leugenaar geweest zijn. Welke andere mogelijkheden zijn er dan?
Was Hij een geesteszieke?
Als het ondenkbaar is dat Jezus een leugenaar was, is het dan niet mogelijk dat Hij in feite Zelf gedacht heeft dat Hij God was, maar dat Hij zich heeft vergist? Het is toch mogelijk om oprecht te zijn en desondanks ongelijk te hebben. Maar we moeten wel bedenken dat het geen overspannen fantasie is maar in de volste zin van het woord het bedenksel van een geesteszieke als iemand van zichzelf meent dat hij God is, vooral in een fel monotheïstische cultuur, en als hij dan aan anderen vertelt dat hun eeuwige bestemming afhangt van hun geloof in hem. Was Jezus Christus zo iemand? Iemand die gelooft dat hij God is lijkt op iemand van vandaag die gelooft dat hij Napoleon is. Hij zou bedrogen uitkomen en zichzelf voor de gek houden en waarschijnlijk zou hij opgesloten worden opdat hij zichzelf of iemand anders geen kwaad zou doen. In Jezus zien we echter niets van de afwijkingen en het gebrek aan evenwicht die meestal met gestoord zijn samengaan. Zijn evenwicht en kalmte zouden zeker verbazingwekkend zijn als Hij krankzinnig was.
In een medisch leerboek 7 beschrijven Noyes en Kolb de schizofreen als iemand die meer in zijn dagdromerij dan in de werkelijkheid leeft. De schizofreen verlangt uit de werkelijkheid te ontsnappen. We moeten onder ogen zien dat een aanspraak op goddelijkheid zeker een vlucht uit de werkelijkheid zou zijn. In het licht van andere dingen die we over Jezus weten is het moeilijk te geloven dat Hij geestelijk gestoord was. Hier is een mens die enkele van de meest diepzinnige uitspraken in de geschiedenis deed. Zijn leer heeft velen bevrijd die in geestelijke slavernij waren. Clark H. Pinnock vraagt: “Leed Hij aan grootheidswaanzin? Was Hij omtrent zijn grootheid een waanzinnige, een opzettelijke bedrieger, een schizofreen? Nogmaals, de kundigheid en de diepgang van Zijn leerstellingen pleiten slechts voor Zijn algehele geestelijke gezondheid. We wilden wel dat we even gezond van geest waren als Hij!” 8
Een student aan een universiteit in Californië vertelde me dat zijn psychologieprofessor tijdens een college had gezegd: “Bij veel van mijn patiënten hoef ik alleen maar de Bijbel te pakken en gedeelten voor te lezen van de leer van Christus. Meer advies hebben ze niet nodig”.
De psychiater J.T. Fisher verklaart: “Als u het totaal zou nemen van alle gezaghebbende artikelen die ooit geschreven zijn door de meest deskundige psychologen en psychiaters over het onderwerp van geestelijke hygiëne - als u ze bij elkaar zou voegen en ze verbeteren en ontdoen van overtollige woordenvloed, als u alleen het vlees zou nemen en niets van de garnering, en als de bekwaamsten onder de levende dichters deze onvervalste brokken zuiver wetenschappelijke kennis bondig zouden verwoorden, zou u een stuntelige en onvolledige samenvatting krijgen van de bergrede. En het zou een vergelijking in de verste verte niet doorstaan. Bijna tweeduizend jaar lang heeft de Christelijke wereld het volledige antwoord op al haar rusteloos en vruchteloos smachtende verlangens in haar handen gehad. Hier ... ligt de blauwdruk voor gelukkig menselijk leven met optimisme, geestkracht en tevredenheid”.9
C.S. Lewis schrijft: “Het is onvoorstelbaar moeilijk om aan het leven, de woorden en de invloed van Jezus een verklaring te geven die minder moeite geeft dan de Christelijke verklaring. Er is nooit een bevredigende verklaring voor gevonden dat de diepgang en de zuiverheid van Zijn zedenleer strijdig zijn met de teugelloze grootheidswaanzin die achter Zijn theologische leer moet steken tenzij Hij inderdaad God is. Vandaar dat de niet-Christelijke veronderstellingen elkaar telkens opvolgen in verwarrende hoeveelheden”.10
Philip Schaff redeneert aldus: “Is zo’n intellect - helder als de hemel, opwekkend als de berglucht, scherp en doordringend als een zwaard, door en door gezond en krachtig, altijd vaardig en altijd beheerst - onderhevig aan een grondig en zeer ernstig waanidee omtrent zijn eigen karakter en opdracht? Wat een belachelijk idee!”
Was Hij Heer?
Ik kan persoonlijk niet tot de conclusie komen dat Jezus een leugenaar of een geesteszieke was. De enige overblijvende mogelijkheid is dat Hij de Christus was, de Zoon van God, zoals Hij beweerde.
Als ik hierover met Joodse mensen spreek, is het interessant hoe de meesten antwoorden. Gewoonlijk vertellen ze me dat Jezus een voorbeeldig, rechtschapen, godsdienstig leider was, een goed mens, of een soort profeet. Dan vertel ik ze over de pretentie die Jezus voerde omtrent Zichzelf en over het materiaal in het hoofdstuk betreffende de drie mogelijkheden (leugenaar, geestesziek of Heer). Als ik vraag of ze geloven dat Jezus een leugenaar was, reageert men met een scherp “nee!”.
Dan vraag ik: “Gelooft u dat Hij een geesteszieke was?” Het antwoord is: “Natuurlijk niet!” “Gelooft u dat Hij God is?” Voordat ik adem kan halen, weerklinkt er een “Geen sprake van”. En toch zijn er niet meer mogelijkheden.
Bij de keuze tussen deze drie benamingen is het niet de vraag welke mogelijk is, want het is duidelijk dat ze alle drie mogelijk zijn. Maar de vraag is veeleer: “Welke is waarschijnlijker?” De beslissing wie Jezus Christus is, moet niet genomen worden aan de hand van een oppervlakkige hersengymnastiek. U kunt zich niet van Hem afmaken door te zeggen dat Hij een voorbeeldig leermeester was. Dat is geen reële mogelijkheid. Hij is een geesteszieke, een leugenaar of Heer en God.
Daaruit moet u een keus maken. “Maar”, zoals de apostel Johannes schreef, “deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en” - belangrijker nog - “opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam” (Johannes 20:31).
De getuigenissen bewijzen duidelijk dat Jezus Heer is. Toch verwerpen sommige mensen dit duidelijk getuigenis omdat het consequenties heeft voor je doen en laten. Ze willen de verantwoordelijkheid niet onder ogen zien noch de consequenties als ze Hem Heer noemen.
Noten:
1 C.S. Lewis, Mere Christianity (New York: The MacMillan Company, 1960), pp.40-41.
2 F.J.A. Hort, Way, Truth, and the life (New York: MacMillan and Co., 1894), p. 207.
3 Kenneth Scott Latourette, A History of Christianity (New York: Harper and Row, 1953), pp. 44, 48.
4 William E. Leckey, History of European Morals from Augustus to Charlemagne (New York: D. Appleton and Co., 1903), Vol. 2, pp. 8,9.
5 Philip Schaff, History of the Christian Church (Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Co., 1962). (Reprint from original 1910), p. 109.6 Philip Schaff, The Person of Christ (New York: American Tract Society, 1913), pp. 94-95; p. 97.
7 Arthur P. Noyes, and Lawrence C. Kolb. Modern Clinical Psychiatry (Philadelphia: Saunders, 1958). (5th ed.)
8 Clark H. Pinnock, Set Torth Tour Case (New Jersey: The Craig Press, 1967), p. 62.
9 J.T. Fisher, and L.S. Hawley, A Few Buttons Missing (Philadelphia: Lippincott, 1951), p. 273. 10 C.S. Lewis, Miracles: A preliminary Study (New York: The MacMillan Company, 1947), p. 113.
10 C.S. Lewis, Miracles: A preliminary Study (New York: The MacMillan Company, 1947), p. 113.
Voor Jezus was van fundamenteel belang: “Wie geloven de mensen dat Ik ben”. Op grond van wat Jezus zei en op grond van de aanspraken die Hij maakte is het onmogelijk om tot de conclusie te komen dat Hij gewoon een goed, hoogstaand mens of een profeet was. Voor die conclusie bestaat geen enkele aanleiding en het is ook nooit de bedoeling van Jezus geweest.
C.S. Lewis, die hoogleraar was aan de universiteit van Cambridge en vroeger een agnosticus geweest is, had een helder inzicht in deze vraag. Hij schrijft: “Wat ik hier tracht te voorkomen is dat men die onzinnige opmerking maakt die de mensen vaak over Hem maken: “Ik ben bereid om Jezus te aanvaarden als een voorbeeldig leermeester, maar Zijn aanspraak op goddelijkheid aanvaard ik niet”. Dat is nu precies wat we niet moeten zeggen. Een mens die niet meer is dan een mens en de dingen zegt die Jezus zei kan helemaal geen groot leermeester zijn. Hij zou òf een gek zijn - op het vlak van de man die zegt dat hij Napoleon is - òf hij zou de duivel uit de hel zijn. U moet maar kiezen. Of deze man was, en is, de Zoon van God, of anders is hij een krankzinnige of nog iets ergers”.
Lewis voegt hieraan toe: “Je kunt Hem opsluiten als krankzinnige, je kunt op hem spuwen en Hem als demon doden; of je kunt Hem te voet vallen en Hem Heer en God noemen. Maar laten we niet aankomen met neerbuigende onzin dat Hij een groot menselijk leraar was. Die mogelijkheid heeft Hij voor ons niet opengelaten. Dat was Zijn bedoeling niet”.1
F.J.A. Hort die achtentwintig jaar lang werkte aan een kritische bestudering van het Nieuwe Testament, schrijft: “Zijn woorden waren zo volledig deel en uitingen van Zichzelf dat ze betekenisloos zouden zijn als algemene uitspraken over de waarheid, door Hem geuit als goddelijk orakel of profeet. Neem Zijn persoon als eerste, ofschoon niet het uiteindelijke, van alle beweringen weg, en ze vallen allemaal in duigen”.2
Zoals Kenneth Scott Latourette het zegt, hoogleraar in de geschiedenis van het Christendom aan de universiteit van Yale: “Het is niet Zijn leer die Jezus uitzonderlijk maakt, hoewel die leer alleen al Hem aanzien zou kunnen geven. Het is de combinatie van de leer en de man zelf. Men kan die twee niet scheiden”.
Latourette besluit: “Voor iedere aandachtige lezer van de Evangeliën moet het duidelijk zijn dat Jezus Zichzelf en Zijn leer als onafscheidelijk beschouwde. Hij was een groot leraar, maar Hij was meer. Zijn leerstellingen over het Koninkrijk van God, over menselijk gedrag en over God waren belangrijk, maar ze zijn niet van Hem te scheiden zonder, vanuit Zijn standpunt, ongeldig te worden”.3
Jezus beweerde DAT Hij God was. Hij liet geen enkele andere keus over. Zijn pretentie is terecht of ten onrechte; dus moet ze ernstig worden overwogen. De vraag van Jezus aan Zijn discipelen: “Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?” (Mattheüs 16:15) kan op verschillende manieren beantwoord worden.
Neem eerst eens aan dat Zijn pretentie om God te zijn ten onrechte was. Als het ten onrechte, dan hebben we nog twee mogelijkheden over en niet meer. Of Hij wist dat het niet waar was, òf Hij wist het niet. We zullen beide mogelijkheden afzonderlijk overwegen en de uitkomst onderzoeken.
Was Hij een leugenaar?
Als Jezus wist, toen Hij Zijn aanspraken maakte, dat Hij geen God was, dan loog Hij en bedroog Zijn volgelingen met opzet. Maar als Hij een leugenaar was, dan was Hij ook een huichelaar, omdat Hij tegen anderen zei dat zij tot elke prijs eerlijk moesten zijn, terwijl Zijn eigen leer en leven zelf één enorme leugen was. Erger nog, dan was Hij een duivel omdat Hij anderen zei op Hem te vertrouwen voor hun eeuwige bestemming. Als Hij wist dat Zijn pretenties niet houdbaar waren, dan was Hij wel onuitsprekelijk slecht. En tenslotte zou Hij ook een dwaas zijn, want het waren Zijn aanspraken op goddelijkheid die leidden tot Zijn kruisiging.
Veel mensen zullen zeggen dat Jezus een voorbeeldig leermeester was. Laten we reëel blijven. Hoe kon Hij een voorbeeldig leermeester zijn en willens en wetens de mensen misleiden op het belangrijkste punt van Zijn leer: Zijn eigen identiteit? Een logische gevolgtrekking zou zijn dat Hij opzettelijk stond te liegen. Maar dat is een opvatting over Jezus die niet klopt met wat we over Hem en over de uitwerking van Zijn leer en leven weten. Want waar Jezus ook verkondigd is zijn levens ten goede veranderd, hebben volkeren zich ten goede gekeerd, zijn dieven eerlijk geworden, zijn alcoholisten genezen, zijn onverdraaglijke mensen kanalen van liefde geworden, en zijn onrechtvaardigen gerechtvaardigd. William Leckey, één van Groot Brittannië’s bekendste geschiedkundigen en een onverzoenlijk tegenstander van georganiseerd Christendom, schrijft: “Het was aan het Christendom voorbehouden om de wereld een ideaal mens te laten zien die, door alle veranderingen van achttien eeuwen heen, mensenharten met een vurige liefde heeft bezield; het heeft aangetoond dat het alle leeftijden, natiën, karakters en omstandigheden kan beïnvloeden; het is niet alleen het allergrootste voorbeeld van goedheid geweest, maar ook de sterkste drijfveer voor de mensen om die in praktijk te brengen. het eenvoudige verhaal over deze drie korte jaren van Zijn openbaar optreden heeft meer gedaan om de mensheid te vernieuwen en milder te maken dan alle verhandelingen van filosofen en alle vermaningen van moralisten”.4
De geschiedkundige Philip Schaff zegt: “Als dit getuigenis niet waar is, dan moet het volslagen godslastering of waanzin zijn. Maar die veronderstelling houdt geen moment stand tegenover de morele zuiverheid en waardigheid van Jezus die zich in al Zijn woorden en daden openbaarden en onderkend zijn over de hele wereld. Evenmin kan er sprake zijn van zelfbedrog in zo’n geweldig belangrijke zaak en met een verstand dat in alle opzichten zo helder en zo nuchter is. Hoe kon Hij een dweper of een waanzinnige zijn. Hij die geestelijk nooit uit zijn evenwicht raakte, die rustig boven alle moeilijkheden en vervolgingen uitzweefde, zoals de zon boven de wolken, die altijd het verstandigste antwoord op strikvragen gaf, die rustig en weloverwogen Zijn dood en het kruis voorspelde, Zijn opstanding op de derde dag, de uitstorting van de Heilige Geest, de grondlegging van Zijn Kerk, de verwoesting van Jeruzalem - voorspellingen die letterlijk in vervulling zijn gegaan?
Iemand met een zo oorspronkelijke geest, zo volkomen, zo gelijkmatig en uit één stuk, zo volmaakt, zo menselijk en toch zo hoog verheven boven alle menselijke grootheid, zo iemand kan noch een bedrieger, noch een verzinsel zijn. Zoals terecht is opgemerkt, zou in dit geval de dichter groter zijn dan de held. Er zou meer dan een Jezus voor nodig zijn om een Jezus te verzinnen”.5
Ergens anders levert Schaff het overtuigend bewijs dat Christus geen leugenaar is geweest. Hoe zou, en dan beroep ik mij op de logica, het gezond verstand en de ervaring, hoe zou een bedrieger - dat is een misleidende, zelfzuchtige, verdorven man - het zuiverste en edelste karakter dat in de wereld bekend is hebben kunnen verzinnen en van begin tot eind consequent kunnen volhouden; een karakter dat zo volmaakt waar en echt leek? Hoe kon hij een plan hebben ontworpen en met succes uitvoeren - een plan van weergaloze sociale bewogenheid, van zedelijke grootheid en verhevenheid - en er zijn eigen leven voor opofferen, tegen de sterkste vooroordelen van zijn volk en zijn tijd? 6 Als Jezus de mensen zover wilde krijgen dat ze Hem volgden en in Hem geloofden als God, waarom ging Hij dan naar het Joodse volk? Waarom zou iemand als timmerman uit Nazareth naar een land gaan dat zo klein is van oppervlakte en bevolking en dat door en door de ongedeelde eenheid van God aanhing? Waarom ging Hij niet naar Egypte of liever nog naar Griekenland waar ze in een verscheidenheid van goden geloofden en in verschillende verschijningsvormen van goden. Iemand die leefde zoals Jezus leefde, leerde zoals Jezus leerde en stierf zoals Jezus stierf, kan geen leugenaar geweest zijn. Welke andere mogelijkheden zijn er dan?
Was Hij een geesteszieke?
Als het ondenkbaar is dat Jezus een leugenaar was, is het dan niet mogelijk dat Hij in feite Zelf gedacht heeft dat Hij God was, maar dat Hij zich heeft vergist? Het is toch mogelijk om oprecht te zijn en desondanks ongelijk te hebben. Maar we moeten wel bedenken dat het geen overspannen fantasie is maar in de volste zin van het woord het bedenksel van een geesteszieke als iemand van zichzelf meent dat hij God is, vooral in een fel monotheïstische cultuur, en als hij dan aan anderen vertelt dat hun eeuwige bestemming afhangt van hun geloof in hem. Was Jezus Christus zo iemand? Iemand die gelooft dat hij God is lijkt op iemand van vandaag die gelooft dat hij Napoleon is. Hij zou bedrogen uitkomen en zichzelf voor de gek houden en waarschijnlijk zou hij opgesloten worden opdat hij zichzelf of iemand anders geen kwaad zou doen. In Jezus zien we echter niets van de afwijkingen en het gebrek aan evenwicht die meestal met gestoord zijn samengaan. Zijn evenwicht en kalmte zouden zeker verbazingwekkend zijn als Hij krankzinnig was.
In een medisch leerboek 7 beschrijven Noyes en Kolb de schizofreen als iemand die meer in zijn dagdromerij dan in de werkelijkheid leeft. De schizofreen verlangt uit de werkelijkheid te ontsnappen. We moeten onder ogen zien dat een aanspraak op goddelijkheid zeker een vlucht uit de werkelijkheid zou zijn. In het licht van andere dingen die we over Jezus weten is het moeilijk te geloven dat Hij geestelijk gestoord was. Hier is een mens die enkele van de meest diepzinnige uitspraken in de geschiedenis deed. Zijn leer heeft velen bevrijd die in geestelijke slavernij waren. Clark H. Pinnock vraagt: “Leed Hij aan grootheidswaanzin? Was Hij omtrent zijn grootheid een waanzinnige, een opzettelijke bedrieger, een schizofreen? Nogmaals, de kundigheid en de diepgang van Zijn leerstellingen pleiten slechts voor Zijn algehele geestelijke gezondheid. We wilden wel dat we even gezond van geest waren als Hij!” 8
Een student aan een universiteit in Californië vertelde me dat zijn psychologieprofessor tijdens een college had gezegd: “Bij veel van mijn patiënten hoef ik alleen maar de Bijbel te pakken en gedeelten voor te lezen van de leer van Christus. Meer advies hebben ze niet nodig”.
De psychiater J.T. Fisher verklaart: “Als u het totaal zou nemen van alle gezaghebbende artikelen die ooit geschreven zijn door de meest deskundige psychologen en psychiaters over het onderwerp van geestelijke hygiëne - als u ze bij elkaar zou voegen en ze verbeteren en ontdoen van overtollige woordenvloed, als u alleen het vlees zou nemen en niets van de garnering, en als de bekwaamsten onder de levende dichters deze onvervalste brokken zuiver wetenschappelijke kennis bondig zouden verwoorden, zou u een stuntelige en onvolledige samenvatting krijgen van de bergrede. En het zou een vergelijking in de verste verte niet doorstaan. Bijna tweeduizend jaar lang heeft de Christelijke wereld het volledige antwoord op al haar rusteloos en vruchteloos smachtende verlangens in haar handen gehad. Hier ... ligt de blauwdruk voor gelukkig menselijk leven met optimisme, geestkracht en tevredenheid”.9
C.S. Lewis schrijft: “Het is onvoorstelbaar moeilijk om aan het leven, de woorden en de invloed van Jezus een verklaring te geven die minder moeite geeft dan de Christelijke verklaring. Er is nooit een bevredigende verklaring voor gevonden dat de diepgang en de zuiverheid van Zijn zedenleer strijdig zijn met de teugelloze grootheidswaanzin die achter Zijn theologische leer moet steken tenzij Hij inderdaad God is. Vandaar dat de niet-Christelijke veronderstellingen elkaar telkens opvolgen in verwarrende hoeveelheden”.10
Philip Schaff redeneert aldus: “Is zo’n intellect - helder als de hemel, opwekkend als de berglucht, scherp en doordringend als een zwaard, door en door gezond en krachtig, altijd vaardig en altijd beheerst - onderhevig aan een grondig en zeer ernstig waanidee omtrent zijn eigen karakter en opdracht? Wat een belachelijk idee!”
Was Hij Heer?
Ik kan persoonlijk niet tot de conclusie komen dat Jezus een leugenaar of een geesteszieke was. De enige overblijvende mogelijkheid is dat Hij de Christus was, de Zoon van God, zoals Hij beweerde.
Als ik hierover met Joodse mensen spreek, is het interessant hoe de meesten antwoorden. Gewoonlijk vertellen ze me dat Jezus een voorbeeldig, rechtschapen, godsdienstig leider was, een goed mens, of een soort profeet. Dan vertel ik ze over de pretentie die Jezus voerde omtrent Zichzelf en over het materiaal in het hoofdstuk betreffende de drie mogelijkheden (leugenaar, geestesziek of Heer). Als ik vraag of ze geloven dat Jezus een leugenaar was, reageert men met een scherp “nee!”.
Dan vraag ik: “Gelooft u dat Hij een geesteszieke was?” Het antwoord is: “Natuurlijk niet!” “Gelooft u dat Hij God is?” Voordat ik adem kan halen, weerklinkt er een “Geen sprake van”. En toch zijn er niet meer mogelijkheden.
Bij de keuze tussen deze drie benamingen is het niet de vraag welke mogelijk is, want het is duidelijk dat ze alle drie mogelijk zijn. Maar de vraag is veeleer: “Welke is waarschijnlijker?” De beslissing wie Jezus Christus is, moet niet genomen worden aan de hand van een oppervlakkige hersengymnastiek. U kunt zich niet van Hem afmaken door te zeggen dat Hij een voorbeeldig leermeester was. Dat is geen reële mogelijkheid. Hij is een geesteszieke, een leugenaar of Heer en God.
Daaruit moet u een keus maken. “Maar”, zoals de apostel Johannes schreef, “deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en” - belangrijker nog - “opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam” (Johannes 20:31).
De getuigenissen bewijzen duidelijk dat Jezus Heer is. Toch verwerpen sommige mensen dit duidelijk getuigenis omdat het consequenties heeft voor je doen en laten. Ze willen de verantwoordelijkheid niet onder ogen zien noch de consequenties als ze Hem Heer noemen.
Noten:
1 C.S. Lewis, Mere Christianity (New York: The MacMillan Company, 1960), pp.40-41.
2 F.J.A. Hort, Way, Truth, and the life (New York: MacMillan and Co., 1894), p. 207.
3 Kenneth Scott Latourette, A History of Christianity (New York: Harper and Row, 1953), pp. 44, 48.
4 William E. Leckey, History of European Morals from Augustus to Charlemagne (New York: D. Appleton and Co., 1903), Vol. 2, pp. 8,9.
5 Philip Schaff, History of the Christian Church (Grand Rapids: William B. Eerdmans Publishing Co., 1962). (Reprint from original 1910), p. 109.6 Philip Schaff, The Person of Christ (New York: American Tract Society, 1913), pp. 94-95; p. 97.
7 Arthur P. Noyes, and Lawrence C. Kolb. Modern Clinical Psychiatry (Philadelphia: Saunders, 1958). (5th ed.)
8 Clark H. Pinnock, Set Torth Tour Case (New Jersey: The Craig Press, 1967), p. 62.
9 J.T. Fisher, and L.S. Hawley, A Few Buttons Missing (Philadelphia: Lippincott, 1951), p. 273. 10 C.S. Lewis, Miracles: A preliminary Study (New York: The MacMillan Company, 1947), p. 113.
10 C.S. Lewis, Miracles: A preliminary Study (New York: The MacMillan Company, 1947), p. 113.